Stadskaart Obsidisturm


Hier vind je de interactieve stadskaart van Obsidisturm, Esloriaanse hoofdstad. De papieren kaart is terug te vinden in Boek 1 - Inwijding.
Omdat niet alle informatie over de wijken direct in de boeken voor kan komen, is dit terug te vinden op deze pagina. Klik op één van de wijken en lees meer over de bevolking die er woont, hoe sommige wijken aan hun naam komen

Obsidisturm

De Esloriaanse hoofdstad heeft binnen het rijk de bijnaam "Stad van Glorie en Grootsheid". Obsidisturm is een van de grootste en drukste steden van Eslor. De voornamelijk menselijke inwoners wonen verspreid over de verschillende stadswijken. Ook wonen er meerdere zogeheten onmensen en artificiali in Obsidisturm, hoewel zij voornamelijk de "mindere" wijken bewonen.

Obsidisturms grootste trots is het paleis welke bekend staat onder de naam “De Spits”. Het paleis is vernoemd naar haar hoogste toren met een dak van blinkend koper. Dit is de zetel van de macht en tevens de woning van de Monarchen.

Hoewel de stad zich naar de buitenwereld voornamelijk als welvarend, mooi, en goed voordoet, kent ze een schaduwzijde welke al snel bekend wordt bij ieder die de stad ooit bezocht heeft en verder gekeken heeft dan de wijken die vlakbij de Spits. Klik op de wijken voor meer informatie.

Obsidisturm
Het Roestkwartier De Balgen De Havens Spindelwerf Het Marktkwartier Groenhaag Het Spitskwartier

Het Roestkwartier

Deze allerarmste wijk van Obsidisturm had oorspronkelijk één letter minder in de naam. Ooit heette deze wijk namelijk het Roetkwartier. Door de ligging van de wijk, in het noordwesten van de stad, daalt hier veel roet en andere viezigheid mee welke vanuit andere wijken die richting op gedragen wordt. Vroeger woonden hier de mensen die alles verloren hadden, maar de stad niet wilden of konden verlaten op wat voor manier dan ook. In de afgelopen decennia werden de artificiali meer en meer naar deze wijk gedreven, wat ertoe leidde dat de extra letter in de naam van de wijk werd toegevoegd. De naam is een bittere herinnering dat artificiali in de ogen van het overgrote deel van de burgers niet als volwaardig persoon gezien worden, en dat men hen liever van de aardbodem ziet verdwijnen.

Men zou misschien verwachten dat er in een wijk die zo arm is een grote mate aan criminaliteit is. Het tegendeel is echter waar. Hoewel criminaliteit zeker voorkomt, en een van de belangrijkste kenmerken van het leven in het Roetkwartier bestaat uit overleven, is dit juist een wijk waar men enigszins tracht voor elkaar te zorgen. De bewoners hebben immers allemaal hun eigen (tragische) verhaal en weinig tot niets meer over van wat zij ooit gekend hadden. Dit betekent echter niet dat men ook maar een moment zou twijfelen om zich de weinige bezittingen van een buur toe te eigenen wanneer deze uit de wijk “verdwijnt”, om wat voor reden ook.

De woningen in deze wijk zijn voornamelijk krakkemikkige hutjes, gebouwd uit bij elkaar geraapte materialen. Dit kan om wrakhout gaan, of om afgedankte materialen elders uit de stad. Het is niet vreemd om hutjes tegen te komen die voor het overgrote deel uit een vergeten of half vergane sloep gebouwd zijn. De hutjes zijn klein en bieden slechts minimale beschutting tegen de elementen. Wanneer er in deze wijk een brand of ziekte uitbreekt, kunnen de gevolgen catastrofaal zijn. Helaas kan dit de inwoners uit andere wijken van de stad dit over het algemeen maar weinig schelen.
Het staat artificiali in principe vrij om hun wijk te verlaten wanneer zij dit maar willen. Zelf ervaren zij dit echter niet zo. Er zijn maar weinig momenten waarop zij door de stad kunnen lopen zonder het risico te lopen (verbaal) geweld tegen te komen. Hierdoor voelen zij er ook maar weinig voor het Roestkwartier uit te komen, en blijven zij voornamelijk “onder hun eigen soort” in de kleine gemeenschappen die zij binnen de wijk opgebouwd hebben.
Wanneer er in Obsidisturm problemen zijn, is het Roestkwartier een van de eerste wijken die doorzocht wordt om mogelijke daders te vinden.

De Balgen

Als we in een patroon van armst naar rijkst door de stad werken, is de volgende wijk die we tegenkomen “De Balgen”. Dit is bij verre de grootste en dichtstbevolkte wijk van Obsidisturm. De Balgen nemen het overgrote deel van de westelijke helft van Obsidisturm in. In deze wijk wonen de (menselijke) lagere sociale klassen en de “onmensen”. Het noordelijke gedeelte van de wijk wordt voornamelijk door de onmensen bevolkt, terwijl de mensen voornamelijk in het zuidelijke deel wonen. Het komt echter voor dat mensen en onmensen in deze wijk door elkaar leven. Dit gaat er echter niet altijd even vreedzaam aan toe. Onderlinge spanningen leiden met enige regelmaat tot conflicten. De Balgen is hiermee dan ook de wijk waar de criminaliteit het hoogste is.

Hoewel de wijk verre van schoon is en het er hier verre van rustig aan toe gaat, worden de Balgen gezien als het onzichtbare hart van de stad. Onzichtbaar omdat de inwoners van de wijk zich nog wel eens afvragen of iemand zich om hen bekommerd. Zij voelen zich ongezien en ongehoord. Dit laten ze merken door ervoor te zorgen dat ze wel gezien en gehoord moeten worden: het veroorzaken van onrust, hetgeen juist een averechts effect heeft. Toch is deze wijk onmiskenbaar het hart van de stad. Doordat het overgrote deel van de inwoners hier werkt, zou de stad niet kunnen draaien wanneer zij allemaal het werk neer zouden leggen. Al helemaal niet doordat zij werkzaam zijn in allerlei sectoren die de economie van Obsidisturm draaiende houden.

In deze wijk kun je huizen van steen en hout door elkaar tegen komen. Sommige huizen hebben meer verdiepingen, waarbij de bovenste verdiepingen uit hout bestaan en de rest van steen is. De huizen staan behoorlijk dicht op elkaar en zijn niet allemaal even best onderhouden, maar er is meer ruimte dan in het Roestkwartier, en de huizen bieden meer warmte en bescherming. Echte veiligheid en hygiëne laten echter te wensen over. Daardoor is ook hier het risico op uitslaande branden en de snelle verspreidingen van ziektes hoog.
Hoewel het overdag rustig kan zijn in De Balgen doordat het overgrote deel van de inwoners aan het werk is, komt de wijk in de avonduren tot leven. Er wordt gelachen, gedronken, gefeest, en gevochten. Eigenlijk is het nooit echt stil in de wijk, en wanneer dit wel het geval is, is dat zelden een voorbode voor iets goeds.

Doordat een gedeelte van De Balgen door onmensen bewoond wordt, en de menselijke bevolking bekend is komen te staan als onruststokers, is dit de tweede wijk waar bij problemen grote doorzoekingen gedaan worden.

De Havens

Gek genoeg zou je kunnen zeggen dat deze wijk in de westelijke helft van Obsidisturm een van de beste is, hoewel het erg dicht tegen de Balgen en het Roestkwartier ligt. De houten huisjes hier zijn klein, maar goed onderhouden. Er zijn enkele grotere huizen te vinden. Een van deze behoort toe aan de Havenmeester en zijn gezin. De rest wordt onderverdeeld onder handelaren die er weinig voor voelen hun gehele verblijf in Obsidisturm aan boord van hun (lucht)schip door te brengen of in een taveerne te vertoeven. Het betreft hier voornamelijk de handelaren die niet zo belangrijk en rijk zijn dat ze als gasten van de hogere sociale klassen in Groenhaag of het Spitskwartier ontvangen zullen worden.

De kleinere huisjes zijn van de Havenarbeiders, die vaak voor dag en dauw al beginnen en zeer lange dagen maken. Het is immers gemakkelijker om zo dicht mogelijk bij je werk te wonen dan om ’s avonds laat nog door De Balgen een weg naar huis te vinden. De grotere huizen die niet toegewezen zijn aan bezoekende handelaren, behoren toe aan de Mitaurii, dit simpelweg omdat zij te groot zijn om fatsoenlijk in de kleinere huisjes te passen.

Het middelste gedeelte van de Havens is waar de pieren te vinden zijn, evenals de dokken voor luchtschepen en de Hoge Dokken. De meeste luchtschepen leggen aan bij de normale dokken, daar zij maar voor kortere tijd in de stad zullen verblijven. De Hoge Dokken zijn bedoeld voor schepen die voor langere tijd in de stad zullen blijven, en de zogeheten “vrije schepen”.

Het zuidelijke deel van de Havens is onbewoond. Dit is waar de loodsen staan waar handelaren hun goederen op kunnen slaan om vanaf daar verder landinwaarts te vervoeren, of juist in de ruimen van hun schepen te laden om mee te nemen naar andere landen op het continent.

Spindelwerf

Inmiddels komen we in de buurt van de oostelijke helft van de stad. Spindelwerf ligt namelijk in beide helften van de stad. De Spindelwervers maken hierdoor ook graag onderling onderscheid in welk deel van de wijk zij wonen. Het westelijk blok van Spindelwerf wordt door de inwoners naar verwezen als “Laag Spindelwerf” en het blok dat in het oosten van Obsidisturm ligt wordt naar verwezen als “Hoog Spindelwerf”. Hoewel het waar is dat er een daadwerkelijk hoogteverschil in beide wijken is, wordt dit vermeende verschil officieel niet erkend.

Spindelwerf wordt bewoond door de middenklasse. De drukte en levendigheid in deze wijk wordt als positiever ervaren dan dat van De Balgen.
Er is hier beduidend meer ruimte dan in de Balgen, en de leefomstandigheden zijn beter. De huizen zijn vrijwel volledig van steen en worden door de meeste inwoners goed onderhouden. In Spindelwerf worden de gas- en olielampen ook steeds meer vervangen voor een veiliger variant. Vanaf Spindelwerf kennen de wijken ook een redelijke vorm van riolering

Onderling maken de Spindelwervers graag onderscheid tussen elkaar op basis van in welke hoek van Spindelwerf ze wonen. Laag Spindelwerf ligt tegen de Balgen aan, waar Hoog Spindelwerf tussen het Marktkwartier en Groenhaag ligt. Echter is dit binnen Obsidisturm geen officieel erkend verschil. Spindelwerf wordt bewoond door de middenstand van de Esloriaanse hoofdstad. Er is meer ruimte dan in De Balgen en de leefomstandigheden zijn merkbaar beter.

Het Marktkwartier

Het Marktkwartier is het hart van de bedrijvigheid. Naast de vele marktkraampjes zijn hier ook de ambachtsgilden terug te vinden. Hoewel de gildeleiders voornamelijk in Spindelwerf en Groenhaag wonen, bieden de gildehuizen ruimte voor hun leden om te overnachten. Dit is voornamelijk handig voor de leerlingen die van buiten de stad komen, of tijdens zeer drukke periodes waar langere dagen dan normaal gewerkt moeten worden. In deze wijk is ook het kosthuis te vinden. Potentieel nieuwe inwoners van Obsidisturm die het zich niet kunnen veroorloven in een herberg te verblijven tot er een woning vrij komt, kunnen hier onderdak vinden.

Er wordt wel gezegd dat het Marktkwartier nooit slaapt. Welk tijdstip en welke dag het ook is, er is altijd wel iets te beleven. Dit geldt zowel op het gebied van handel als vrijetijdsbesteding. Ook het theater en de kathedraal van Ceiron zijn hier terug te vinden. In de achterkamers van verschillende gebouwen hier wordt ook aan het type vermaak gedaan welke men liever voor het daglicht verborgen houdt. Hoewel het algemeen bekend is dat dit gebeurd, wordt er niet over gesproken. Ook wordt er geen actie ondernomen tegen het meer schimmige vermaak, zolang dit maar niet voor openlijke problemen in de stad zorgt, en er geen schande gebracht wordt aan de inwoners met een hoge status.

Groenhaag

De op één na rijkste wijk van Obsidisturm dankt haar naam aan het feit dat dit een van de weinige plekken is waar tuinen en parken te vinden zijn.  Deze vormen - vrij letterlijk -  een groene haag tussen de wijken waar de rijke en belangrijke bevolking woont, en de wijken waar de middenstand en armere bevolking hun dagen doorbrengt. In deze wijk zal men zelden een onmens aantreffen. De enkeling die hier wel de straten bewandeld, zal een bediende zijn van de inwoners van Groenhaag of het Spitskwartier.

De inwoners van Groenhaag zijn voornamelijk gildeleiders, rijke handelaren en lager geplaatste politici. Zij hebben de neiging erg te koop te lopen met hun rijkdommen en zich belangrijker voor te doen dan ze werkelijk zijn. Menig inwoner van Obsidisturm vermoedt dat zij dit doen omdat ze weten dat ze dichter bij het verliezen van hun status zijn dan bij het behalen van de hoogste sociale rangen binnen de hoofdstad. Hoe harder ze roepen hoe rijk ze zijn, hoe dichter ze bij zichzelf ruïneren zijn. Volgens de inwoners van Groenhaag zelf is dit pure zwartmakerij omdat anderen jaloers zijn op de luxe waarin zij leven.

Groenhagers hebben over het algemeen maar weinig zorgen. Ze wonen in grote huizen en hebben bedienden om de taken te vervullen waar ze zelf niet aan toe komen - of waar zij geen zin in hebben. De stenen huizen hebben één tot twee verdiepingen en worden gekenmerkt door lichte kleuren en kleine tuinen.

Het Spitskwartier

Het Spitskwartier is vernoemd naar het Esloriaanse paleis. Op de bediendenvertrekken van de Spits na, is dit waar de rijkste van de rijkste bewoners wonen. Hooggeplaatste politici en hun familieleden, adellijke families, en oude bondgenoten van de familie Sterling hebben hier allemaal hun thuis. Ze leven in grote luxe: één huis in het Spitswartier kan met gemak vier families uit de Balgen huisvesten. Het overgrote deel van de bewoners in het Spitskwartier bekommerd zich niet of nauwelijks om inwoners die zij beneden zich achtten. Dit is overigens iedereen die niet in het Spitskwartier of Groenhaag woont. Zelfs op Groenhagers wordt al enigszins neergekeken. Dit maakt hen niet bijzonder geliefd onder de rest van de stad, maar de enige die iemand in het Spitskwartier iets kan maken is een ander persoon uit het Spitskwartier (of een vergelijkbare wijk in een andere stad). Ze zijn praktisch onschendbaar en zich hier ook zeer goed van bewust.